
“Hij moet gemolken worden, maar hij heeft een uierontsteking.”
Waar gaat dit over? Een gemuteerde stier?
Nee.
Hier praat een boer over zijn melkkoe. Dat hyper vrouwelijke zoogdier dat melk geeft uit een grote roze uier.
De vrouwelijke aard van het beest is niet te missen. Bovendien is de hele bedrijfsvoering van een melkveehouderij op haar vruchtbaarheidscyclus gebaseerd. Toch duiden bijna alle boeren die ik ken een koe aan met het mannelijke persoonlijke voornaamwoord:
“Hij moet bijna afkalven,” zeggen ze.
Mijn man is boer en weet daardoor alles van vrouwelijke hormonen. Als een koe kalft, treedt hij op als een volleerd gynaecoloog. Gisteren kwam er bij de geboorte van een kalf een hele baarmoeder mee naar buiten. Mijn man duwde het orgaan keurig op haar plek en gaf een spuit oxytocine toe.
“Hij is weer in orde,” verklaarde hij bij de koffie.
Ik verbeterde hem niet.
Toen ik net op de boerderij woonde, deed ik dat wel. Ik werd zelfs boos als hij zo praatte. Ik vond het niet respectvol naar het dier.
Inmiddels begrijp ik boeren beter: “Hij” voelt neutraler dan “zij”. Je wilt niet aan je moeder of vrouw denken, als je je hand in het achterste van een koe steekt.
Enige afstand tot productiemiddelen is gewenst. En misschien is dit ook wel zo respectvol naar vrouwen toe … Mensenvrouwen.
Toch blijft het ongemakkelijk. En gek. Stel dat ik zou zeggen:
“Die stier is niet zo fit. Volgens mij heeft ze last van haar ballen.”
Iedere boer zou me smakelijk uitlachen.
Foto: Krekt Berne (Fries voor Pas Geboren)
door Janna van der Meer
Comments